Niet zo heel lang geleden waren de meeste mensen niet erg rijk. Maar wat elk gezin wel bezat, was een klein doosje, gewikkeld in een mooi geborduurd kleedje. Ieder had zijn of haar kostbare doosje van de eigen ouders gekregen toen ze het huis uit trokken om hun eigen weg te gaan. Ieder gezin bewaarde het eigen doosje op eigen wijze. Sommigen bewaarden dat in een schilderij, met bol glas en een vergulde rand; anderen onder een stolp, of in een soort tabernakeltje, of op een speciaal plekje in de kast.
Dat doosje betekende veel voor die mensen. Als ze er maar even naar keken, konden ze dikwijls weer vooruit met dingen die toch eigenlijk heel moeilijk voor hen waren. Het gaf hun kracht. Er ging iets van uit.
Kinderen vroegen wel eens wat er in dat doosje zat. Daar werden die mensen verlegen van, want eigenlijk wisten ze dat zelf ook niet precies, of liever gezegd, ze konden het niet zo goed onder woorden brengen. Je moest er maar niet teveel naar vragen. Het was iets heel bijzonders, want ze hadden het van hun ouders gekregen. En die weer van hun ouders, het gaf hun een gevoel van verbondenheid met die oude betrouwbare voorouders. Het gaf hun het gevoel dat ze niet alles in hun leven zelf hoefden te doen.
De dag moest een keer komen dat iemand zijn nieuwsgierigheid niet kon bedwingen. Dat zat er gewoon een keer in. Hij wilde nu toch wel eens weten wat er in dat doosje zat. Een beetje zenuwachtig maakte hij het open. En toen... hij brulde van het lachen. Het was leeg! Had hij het niet gedacht! Wat voel ik me bedonderd! Een waardeloos doosje en helemaal leeg!
Als een lopend vuurtje ging dat rond. Eerst gefluisterd, maar al gauw openlijk en brutaal, van het ene gezin naar het andere: ieders dierbare doosje is leeg! Gewoon leeg. De ouderen ontkenden het heftig. Ze wisten het zeker: er zat een kostbare steen in; nee, een bijzondere spreuk, zei een ander; korrels goud ... graan .... iets levends ... Zo iets had ieder zich altijd voorgesteld.
De kinderen daagden hun ouders uit ook hun doosje open te maken. Lieten deze mensen zich daar eindelijk toe overhalen, dan moesten ze het wel toegeven: inderdaad, ook hun doosje was leeg ... waardeloos! Dat kwam hard aan. Hoe was het mogelijk? Velen waren daar helemaal kapot van: waren ze dan altijd voor de gek gehouden?
Sommigen konden er toch niet toe besluiten het doosje maar weg te gooien. Ze verstopten het in een donker hoekje van de kast als een dierbare herinnering. Maar het werkte niet meer als vroeger. De jonge generatie vond zichzelf erg goed: die grote leugen van die ouderen hadden ze toch maar ontmaskerd!
Toch ging het van toen af niet beter met die mensen; integendeel, er kwam een grote leegte in hun leven. De eerste jaren deden ze driftig pogingen om die leegte met van alles te vullen: met kennis en wetenschap en congressen met luxe en rijkdom, met liefde en sex, sport en spel, ontspanning en toerisme, televisie en computer, cursussen over nieuwe spiritualiteit. Maar steeds sneller en vaker bekroop hen de eenzaamheid, de leegte, en daar wisten zij geen raad mee.
Als ze voor dingen kwamen die een beetje moeilijk waren, hadden ze niets om op te vertrouwen, om zich aan op te trekken en door te zetten. De een na de ander knapte af. Zo gingen de mooiste huwelijken kapot en raakten de mensen steeds meer in moeilijkheden. Ze voelden zich dikwijls ongelukkig. Oud en jong, want de ouderen hadden niets meer om aan de jongeren door te geven.
Ten einde raad gingen ze naar een wijze mens die zijn rust had weten de bewaren. Ze vertelden hem hoe leeg ze zich voelden en hoe wanhopig hen dat maakte. En wat moesten ze nog aan hun kinderen meegeven, nu ze zelf niets meer hadden? Want vroeger waren ze bedonderd, voor de gek gehouden met een doosje waar niets in zat.
De wijze mens zij: "Wisten jullie dan niet dat het doosje leeg was? Dat moet toch wel, want het is bedoeld als relatiegeschenk, om door te geven, om te denken aan Hem die de vervulling is van ons bestaan. In ieder mens heeft Hij de ruimte, een leegte geschapen voor zichzelf. Je hart zal onrustig blijven totdat het rust in Hem. Als je leegte, je leven, vervuld raakt van Hem, zal het ook geen leeg leven zijn, geen waardeloos, maar een waardevol leeg doosje dat je aan je kinderen doorgeeft. Het lege doosje herinnert ons aan de ruimte die Hij in ieder van ons wil innemen. Want wat als ieders doosje gevuld was met een kostbaar ding? Dan zouden mensen denken dat ze precies wisten hoe Hij eruit zag. Dan zou er een grote strijd komen. Want de één zegt: "Hij is een edelsteen." En de ander zegt: "Nee, Hij is als zuiver water." En weer een ander zegt: "Welnee, Hij is als prachtige bloemen." In werkelijkheid is Hij dit alles en tegelijk meer dan dat alles. Hij wekt in ieder van ons een diep verlangen en in die leegte zal Hij ons vervullen. Zo is Hij"
Toen gingen de mensen weer naar huis en de ouderen zochten hun doosje weer op en gaven het met veel zorg door aan hun kinderen.
(Uit: Samen leren geloven, W. Saris)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten